Cookie beleid sv Someren

De website van sv Someren is in technisch beheer van VoetbalAssist en gebruikt cookies. Hieronder de cookies waar we je toestemming voor nodig hebben. Lees ons cookiebeleid voor meer informatie.

Functionele cookies

Voor een goede werking van de website worden deze cookies altijd geplaatst.

Analytische cookies

Google analytics Toestaan Niet toestaan

Marketing cookies

Facebook Toestaan Niet toestaan
route |     contact |     normen en waarden
Hoofdsponsor
Kledingsponsor
Hoofdsponsor jeugd
5 sterren sponsoren

Normen & Waarden: voetbal en pesten

15 februari 2023 9:00


Deze keer een wat langer artikel. Het is zo uitgebreid omdat het één van de meest vervelende onderwerpen is en helaas komt het nog te vaak voor. Als je het te lang vindt dan kun je er natuurlijk niet aan beginnen. Maar je kunt het artikel ook in delen lezen, stukken overslaan of juist herlezen, het geheel downloaden, verbanden zien met je eigen leven, verbanden ontdekken met de groep die je begeleidt, enz.

Omdat het geheel betrekking heeft op het voetbal, gebruik ik het woord ‘speler’. Van de mini’s tot en met de veteranen. Vanwege de leesbaarheid wordt ‘hij’ gebruikt maar de meiden en vrouwen van SV Someren kunnen net zoveel herkennen als de jongens en de mannen.

  1. Verschillen tussen plagen en pesten.
  2. Pesten en angst.
  3. Signalen die er op kunnen wijzen dat iemand een slachtoffer kan zijn of worden.
  4. Signalen die er op kunnen wijzen dat iemand een pester kan zijn of worden.

 

A. Verschillen tussen plagen en pesten.
  1. In dit deel van het artikel wordt aandacht besteed aan individuele kenmerken, aan groepsgedrag en aan de mogelijke gevolgen. De plager heeft meestal een goed geweten of normbesef en handelt daar naar.
    De pester heeft veel moeite met de zogenaamde norm-emoties zoals schuld, schaamte, spijt en medelijden. Die emoties zijn bij hem minder of niet ontwikkeld.
  2. Bij het plagen is er geen voortdurende alertheid. Bij het pesten zijn mensen wél voortdurend op hun hoede. De pester is namelijk gericht op het zoeken van slachtoffers en degene die gepest wordt, zoekt vol achterdocht en angst, naar veiligheid.                   
    De aandacht en het zien en horen en het denken zijn vaak gericht op het pesten of op het voorkomen ervan.
  3. Een plager kent de grenzen van zijn gedrag of voelt die aan.  Als de ander zijn grens aangeeft, stop hij en kan excuses aanbieden of iets uitleggen. De pester daarentegen zoekt de grenzen expres op, gaat graag over die grenzen heen en zal zelden oprechte excuses aanbieden.
  4. Iemand die plaagt gaat vaak ondoordacht en spontaan te werk. Iemand die pest gaat berekenend, doordacht en gemeen te werk. De pester weet vooraf wie hij of zij zal gaan pesten, op welke manier, waar, wanneer, met wie, enz.
  5. De bedoeling van de plager is vooral gericht op sfeer maken, op dollen, op plezier beleven, op reacties uitlokken, enz. Hij heeft geen kwade bedoelingen maar het plagen kan soms wél kwetsend of agressief worden. ‘Kan iedereen nog meelachen?’ is dan een belangrijke vraag.                 
    De intentie van de pester is wél gemeen. Hij wil expres kwetsen, krenken, vernederen, kleineren, vernielen en angst zaaien. Dat doet de pester vooral om zichzelf ‘groot’ te voelen of die indruk bij anderen te wekken.
  6. Het plagen is vaak eenmalig of incidenteel, het duurt kort en is onregelmatig. Het pesten kan lang blijven duren, het is systematisch en het komt herhaaldelijk voor. Pesten stopt niet zomaar vanzelf.
  7. Het plagen vindt nogal eens plaats in een ‘één-op-één-situatie’ en het pesten gebeurt vrijwel altijd in groepsverband. Dus meestal een groep tegenover één geïsoleerd slachtoffer.
  8. Plagen vindt plaats tussen gelijken. Iedereen kan in principe invloed hebben en meestal kan ook iedereen meelachen, ook degene die geplaagd wordt. Bij pesten is er altijd sprake van ongelijkheid, zeker in de machts-verhoudingen (macht en onmacht).                                                      
    En het lachen is vaak een vorm van uitlachen of zelfs een vorm van sadistisch genieten.
  9. Bij het plagen kunnen de rollen wisselen. Een plager kan ter plekke geplaagd worden en andersom. En dat gebeurt vaak speels en op een natuurlijke manier. Uitdelen en incasseren op een vriendelijke manier. De rollen liggen dan niet vast. Bij het pesten zijn de rollen vooraf duidelijk en ze veranderen niet.
  10. Bij plagen komt de correctie uit de groep eerder voor. Je hoort dan bijvoorbeeld dat iemand zegt ‘Nu moet je ophouden want het wordt vervelend!’. Bij pesten komt de groepscorrectie niet of nauwelijks of in een (te) late fase voor.
  11. De onderlinge banden worden na het plagen meteen hervat. Gelijkheid, wederkerigheid en openheid vallen daarbij op. Na het pesten en treiteren is het echter heel moeilijk om een evenwichtige relatie te vinden en het herstellen gaat moeizaam, langzaam en niet zonder begeleiding.
  12. Geplaagd worden kan een positieve uitwerking hebben. Iemand die niet tegen plagen kan, kan eerdere gepest worden (‘een gemakkelijke prooi’). Tijdens het plagen kun je leren om te geven en te nemen. 
    Gepest worden is nooit goed.
  13. Meestal heeft de geplaagde geen last van het geplaag. ‘De pijn’ (lichamelijk of geestelijk) is gemakkelijk te verdragen en van korte duur. Kinderen vinden het soms prettig: ‘Plagen is om kusjes vragen!!’. De geplaagde speler blijft een volwaardig lid van het team.                   
    Het slachtoffer van pesten ondervindt mogelijk blijvende gevolgen op verschillende ontwikkelingsgebieden; psychisch, fysiek, sociaal, emotioneel, materieel, enz. Het zelfbeeld wordt sterk aangetast.            
    De gepeste speler kan geïsoleerd worden, kan zich eenzaam voelen en hij kan voelen dat hij niet meer bij het team of zelfs de vereniging hoort.
  14. De groep, waarin het plagen voorkomt, lijdt niet onder de plagerijen en vindt snel haar draai weer. De groep waarin gepest werd en wordt, leidt onder een dreigend en onveilig gevoel. Iedereen is angstig en de leden vertrouwen elkaar niet meer of veel minder. Er kunnen subgroepjes ontstaan en die worden meestal gevormd op basis van negatieve houdingen. Willen overleven, de angst verminderen en zich wapenen e.d. zijn daar voorbeelden van.

 

B. Pesten en angst.

Inleiding.

In een groep waar gepest wordt zijn meestal verschillende rollen zichtbaar. De leden van de groep nemen de rollen aan of ze krijgen de rollen toegewezen (maar ook dan kunnen ze de rollen aannemen of afwijzen). Bij het aannemen, toewijzen en uitvoeren van een dergelijke rol speelt angst een grote rol. Angst, de belangrijkste menselijke emotie, is hier vaak een onbewust motief. Het gevoel zet aan tot agressie en het kan bij pesten voortkomen uit een negatief zelfbeeld. Als je, als leider, trainer, ouder, bestuurslid, enz. het pesten écht wilt veranderen, dan moet je de onderliggende angsten bewustmaken.

Het bespreken en verminderen of opheffen van de angsten heeft op korte termijn twee voordelen:

  • Oppervlakkig gezien wil een speler niet als een bangerik of als een angsthaas worden gezien.
  • Diepgaand pakt men de kern van de problematiek aan en is de kans op duurzame veranderingen groter.

De angsten zijn vaak minder zichtbaar en herkenbaar dan angsten voor bijvoorbeeld honden, ratten, een hoogte, water, de tandarts en opgesloten worden in een kleine ruimte.

De pester.

Dat is de persoon die anderen pest of laat pesten. Een pester is vaak erg onzeker, is bang dat hij geen indruk maakt op anderen, is bang voor zijn positie in de groep, is bang dat hij te weinig aanzien krijgt, is bang dat hij zelf gepest gaat worden, is bang voor de spanning in zijn lichaam, enz. enz. De angsten zorgen voor spanningen en die spanningen worden omgezet in agressie. Daardoor kunnen de spanningen zich ontladen. En het is ‘immers’ een fijner gevoel om stoer aan de buitenkant over te komen dan om angstig aan de binnenkant te zijn. De pester heeft dan ook op dit gebied hulp nodig en daarbij is het bewust worden van zijn angsten erg belangrijk.

Een begeleider moet confronterende vragen kunnen stellen, zoals ‘Waarom ben jij zo bang?’. In een aantal scholen en andere instellingen hangen posters met de tekst ‘Een pester is een angsthaas!’.

De gepeste, het slachtoffer.

Hij wordt gepest en is dus het slachtoffer. Ook slachtoffers zijn bang en dat is bij de meesten duidelijk waarneembaar, maar bij een aantal ook niet. Bang voor allerlei vormen van geweld, bang dat het pesten niet zal stoppen, bang dat het erger wordt, bang dat het bij bepaalde personen (bijvoorbeeld de ouders) bekend wordt, enz. En sommigen zien geen uitweg maar maken een einde aan de ellende. En aan hun leven.

De meelopers.

Zij doen mee aan het pesten van anderen, maar ze zijn vaak niet de eersten die beginnen. Meelopers zijn zelf bang dat ze gepest zullen worden, zijn bang voor leidersfiguren, zijn bang dat ze geen indruk maken, hebben vaak weinig zelfvertrouwen en zijn daardoor bang en durven geen ‘nee’ te zeggen. Zij laten zich gebruiken door de ‘hoofdpester’. Bij de mannen en jongens kun je het alphamannetje ontdekken en bij de vrouwen en meiden de ‘Queenbee’.

De zwijgende middengroep.

Zij doen vaak alsof ze niets merken en zeggen dat er in de groep niet wordt gepest. Ook dat ontkennen heeft te maken met bang zijn, ze hebben een hekel (angst?) aan het gedoe dat er ontstaat als er op het pesten wordt gereageerd, ze willen buiten schot blijven en dat heeft natuurlijk ook met bang zijn te maken.

De held. 

De held heeft voldoende status en persoonlijkheid om ‘nee’ of ‘stop daarmee’ te zeggen. Hij probeert dus het pesten te stoppen en kan het slachtoffer gaan beschermen. Daaraan kan angst ten grondslag liggen; bang zijn dat het nog erger wordt, herinneringen aan eigen ervaringen uit het verleden hebben, enz. De mogelijke angst wordt echter omgezet in een positieve houding, in moed en in gezonde energie. Een held kan angst bij anderen oproepen maar meestal ook bewondering die meestal niet wordt geuit.  

C. Signalen die er op kunnen wijzen dat iemand wordt

De signalen kunnen thuis opvallen, maar ook op de sportvereniging of op ander plaatsen.

  • De speler heeft blauwe plekken of schrammen, omdat hij fysiek wordt lastiggevallen; geslagen, gestompt, geknepen, geschopt, enz.
  • Hij draagt besmeurde of gescheurde kleding, heeft beschadigde of kapotte spullen en hij kan spullen ‘verliezen’ of gaan zoeken omdat die verstopt zijn.
    Let vooral op als de speler voordien niet slordig was of regelmatig problemen had. Ook als de speler ‘niet weet’ hoe de verschijnselen er gekomen zijn, is er misschien meer aan de hand.
  • Hij wordt herhaaldelijk verbaal gepest: op gemene manieren uitgescholden, bespot of bedreigd.
  • Hij wordt betrokken bij ruzies waarin hij zich niet kan verdedigen.
  • Hij maakt zich het liefst onzichtbaar, wil niet opvallen, wil alleen thuis zijn, ontwijkt mensen, enz.
  • Hij staat meestal alleen op verschillende plaatsen, zoals in de kantine. Er komen thuis geen vriendjes spelen en hij wordt door anderen niet gevraagd om te komen spelen, te logeren, of deel te nemen aan een feestje.
  • De speler zoekt het veilige gezelschap op van trainers, leiders of van een andere volwassene die hij vertrouwt.
  • Als er groepjes worden gekozen, wordt hij als laatste gekozen of blijft over.
  • Hij is nogal eens afwezig op trainingen. Bij trainingen kan hij op het allerlaatst aanwezig zijn en als eerste weer wegwezen.
  • Hij slaapt onrustig of ligt wakker.
  • Hij vraagt of steelt geld, snoep, e.d. om de pestkoppen tevreden te stellen en geeft daarvoor geen uitleg.
  • De speler denkt vooral negatief over zichzelf en kan een negatief zelfbeeld ontwikkelen.
  • Hij kan gaan vluchten in allerlei fantasieën.
  • Vervelende gevoelens komen nogal eens voor, zoals verdriet, boosheid, schaamte, angst, e.d.
  • Die emoties worden vaak onderdrukt, op anderen afgereageerd, afgezwakt of op andere, niet passende manieren, geuit.
  • Stemmingswisselingen komen voor, evenals woede-uitbarstingen, onhandelbaar zijn en een overspannen indruk maken.

Extra kwetsbaar kunnen spelers zijn die afwijken (met name een afwijking die niet verborgen kan worden), die weerloos en bereikbaar zijn en die al eerder zondebok zijn geweest.

 

D. Signalen die er op kunnen wijzen dat iemand een pester kan zijn of worden.

De signalen kunnen ook nu thuis opvallen, op de vereniging en op allerlei andere plaatsen.

  • De pester kan blauwe plekken of schrammen hebben omdat zijn slachtoffer zich heeft verdedigd.
  • Zijn spullen zijn soms beschadigd of kapot gemaakt door de reacties van het slachtoffer dat opgekomen is voor zichzelf.
  • De vriendjes van de pestkop zijn vaak volgzame, meelopers die wachten op ‘instructies’.
  • Die vriendjes kunnen ook gelijkgezinden zijn; ze spreken vaak negatief of kleinerend over anderen. Wie niet bij hun groep hoort vinden ze vijanden, losers of zwakkelingen.
  • De pester en zijn handlangers kiezen bij voorkeur agressieve idolen uit de sport-, muziek- of filmwereld. Zij identificeren zich met hen.
  • Vriendjes en/of meelopers kunnen opvallen door dezelfde kleding, hetzelfde taalgebruik, dezelfde interesses, enz.
  • Een pestkop heeft vaak moeite met het samenwerken of samenspelen omdat hij ‘altijd’ de baas wil spelen.
  • Hij verdraagt het moeilijk om afhankelijk te zijn. Hij houdt niet van het toeval of de (on)bekwaamheid van anderen. Hij wil doorlopend macht of veel invloed hebben.
  • Hij wordt gauw boos als zijn positieve beeld, wat anderen van hem zouden moeten hebben, wordt ‘aangetast’, ook al is het maar een grapje.
  • Hij is vaak brutaal, ook tegen ouders, trainers en leiders, en hij wil overheersend overkomen. Met name om zijn onzekerheid te verbergen.
  • De speler heeft een gering verplaatsings- en inlevingsvermogen.
  • De zogenaamde ‘morele emoties’ (schuld, schaamte, spijt en medelijden), zijn vaak minder ontwikkeld of zelfs afwezig.
  • Hij kan moeilijk grenzen aanvaarden die door anderen worden opgelegd, regels accepteren die anderen hebben gemaakt en hij houdt zich vaak niet aan de normen van de groep.
  • De speler heeft moeite met kritiek, doet niet aan zelfkritiek en heeft een gering incasseringsvermogen.
  • Anderen kunnen de indruk krijgen dat de pestkop een dubbel leven leidt en zich op de ene plaats heel anders gedraagt dan op een andere.

Een vergrote kans op het worden van een pestkop zijn fysiek sterke spelers, die geen correctie voor hun gedrag tolereren of door volwassenen agressief gestraft worden. En ook degenen die een zwakke zelfcontrole en zelfbeheersing hebben, een positieve houding t.a.v. geweld hebben en weinig aandacht van hun ouders krijgen.

Doe je voordeel met deze tekst!

Namens de commissie normen en waarden.

Henk Manders.

Delen

Voorbeschouwing

Zondag 12 mei 2024 - aanvang 14:30 uur Sportpark De Potacker
SV Someren 1 (zon)
VS
Deurne 1 (zon)
Lees voorbeschouwing


voeg je eigen gadgets toe aan deze pagina!